ECLI:NL:CRVB:2018:1779
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
Op 7 juni 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/1450 ANW-V. De Raad heeft het verzet van appellante ongegrond verklaard. Appellante had in verzet aangevoerd dat zij het griffierecht contant had betaald bij aangetekende verzending van een brief op 10 april 2017. Echter, de Raad oordeelde dat appellante geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat zij niet in verzuim was. De gestelde aangetekende verzending van de brief is niet met bewijsstukken onderbouwd, waardoor de Raad geen aanleiding zag om de eerdere beslissing te herzien.
De uitspraak van de Raad was een reactie op een eerdere beslissing van 8 september 2017, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald en het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De Raad had appellante eerder geadviseerd om bij het postbedrijf in Marokko te informeren naar de verzending van haar brief en had haar verzocht te motiveren waarom de overschrijding van de beroepstermijn niet aan haar te wijten was.
In haar reactie op het verzoek van de Raad had appellante aangegeven bereid te zijn het griffierecht opnieuw te voldoen en verzocht om een nieuwe acceptgirokaart. Desondanks bleef de Raad van oordeel dat er geen gronden waren die de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar maakten. De Raad concludeerde dat het wettelijke stelsel geen ruimte biedt voor het verlenen van een nieuwe termijn voor betaling van het griffierecht. Er was ook geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.