ECLI:NL:CRVB:2018:1779

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
17/1450 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 7 juni 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/1450 ANW-V. De Raad heeft het verzet van appellante ongegrond verklaard. Appellante had in verzet aangevoerd dat zij het griffierecht contant had betaald bij aangetekende verzending van een brief op 10 april 2017. Echter, de Raad oordeelde dat appellante geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat zij niet in verzuim was. De gestelde aangetekende verzending van de brief is niet met bewijsstukken onderbouwd, waardoor de Raad geen aanleiding zag om de eerdere beslissing te herzien.

De uitspraak van de Raad was een reactie op een eerdere beslissing van 8 september 2017, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald en het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De Raad had appellante eerder geadviseerd om bij het postbedrijf in Marokko te informeren naar de verzending van haar brief en had haar verzocht te motiveren waarom de overschrijding van de beroepstermijn niet aan haar te wijten was.

In haar reactie op het verzoek van de Raad had appellante aangegeven bereid te zijn het griffierecht opnieuw te voldoen en verzocht om een nieuwe acceptgirokaart. Desondanks bleef de Raad van oordeel dat er geen gronden waren die de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar maakten. De Raad concludeerde dat het wettelijke stelsel geen ruimte biedt voor het verlenen van een nieuwe termijn voor betaling van het griffierecht. Er was ook geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 juni 2018
17/1450 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2016, 15/6145
(aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Zitting heeft: H.C.P. Venema
Griffier: N.L. Kuipers
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 8 september 2017 heeft de Raad het hoger beroep van appellante tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en het hogerberoepschrift niet binnen de termijn is ingediend.
In het verzetschrift heeft appellante aangevoerd dat zij het griffierecht bij - aangetekend verzonden - brief van 10 april 2017 contant heeft betaald.
Bij brief van 7 februari 2018 heeft de Raad appellante geadviseerd bij het postbedrijf in Marokko te informeren naar de verzending van haar brief. Voorts heeft de Raad appellante verzocht te motiveren waarom de Raad niet tot het oordeel kon komen dat zij geen goede reden had voor overschrijding van de beroepstermijn.
Appellante heeft bij brief van 25 april 2018 gereageerd met de mededeling dat zij bereid is het verschuldigde griffierecht opnieuw te voldoen en verzocht om toezending van een nieuwe acceptgirokaart.
De Raad is van oordeel dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. Appellante heeft de aangetekende verzending van de brief van 10 april 2017 niet met stukken onderbouwd. Het wettelijke stelsel biedt geen ruimte om appellante een nieuwe termijn voor betaling van het griffierecht te gunnen. Appellante heeft geen gronden aangevoerd die leiden tot het oordeel dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) N.L. Kuipers (getekend) H.C.P. Venema

IJ