ECLI:NL:CRVB:2018:1817

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
17/4818 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2018 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 22 november 2017, waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft een geschil over de tijdigheid van het indienen van het hogerberoepschrift tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2017. Appellante stelde dat zij niet op de hoogte was gesteld van de uitspraak door haar gemachtigde, mr. R.C.A. van Niftrik, en dat dit haar toegang tot de rechter heeft belemmerd, wat zou leiden tot een schending van haar recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De Raad overwoog dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 10 mei 2017 was en het hogerberoepschrift pas op 29 juni 2017 was ontvangen. Appellante had in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie. De Raad benadrukte dat het handelen of nalaten van de gemachtigde voor risico van appellante komt.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier N.L. Kuipers, en werd openbaar uitgesproken op 14 juni 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 juni 2018
17/4818 AWBZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2017, 14/116 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 22 november 2017 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 7 juni 2018. Appellante is verschenen. CIZ heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 22 november 2017 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 10 mei 2017. Het hogerberoepschrift is op 29 juni 2017 per fax ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellante te kennen gegeven dat de aangevallen uitspraak door de rechtbank is toegezonden aan haar gemachtigde, mr. R.C.A. van Niftrik. Haar gemachtigde heeft haar daarvan niet in kennis gesteld. Appellante heeft op 27 juni 2017 zelf bij de rechtbank Gelderland geïnformeerd naar de afdoening van haar zaak en haar werd meegedeeld dat op
29 maart 2017 uitspraak was gedaan. Appellante heeft daarop direct hoger beroep ingesteld. Appellante heeft betoogd dat het handelen van haar gemachtigde haar heeft belemmerd in de toegang tot de rechter en dat daardoor sprake is van schending van het in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op een eerlijk proces.
Appellante heeft in verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Appellante heeft de mogelijkheid gekregen om hoger beroep in te stellen tegen de aangevallen uitspraak. Er is dan ook geen aanleiding om te concluderen dat gehandeld is in strijd met het in artikel 6 EVRM gewaarborgde beginsel van een eerlijk proces is. Dat de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen niet is benut door de gemachtigde van appellante doet daar niet aan af. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1800) komt het handelen of nalaten van een persoon aan wie een betrokkene zijn belangen heeft toevertrouwd voor risico van die betrokkene.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

LO