ECLI:NL:CRVB:2018:1988
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- C.A.E. Bon
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Participatiewet wegens onvoldoende inzicht in financiële situatie
In deze zaak heeft appellante op 17 september 2015 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 2 december 2015 afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan haar inlichtingenverplichting. Appellante heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij voor juni 2015 door haar ex-partner is onderhouden en op welke wijze dat is gebeurd. Ook heeft zij geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij in de periode van mei 2015 tot de datum van haar aanvraag betalingen aan de zorgverzekeraar heeft gedaan of dat zij een schuld heeft bij het Centraal Justitieel Incassobureau. Het college heeft appellante meerdere keren verzocht om aanvullende informatie, maar zij heeft hier niet op gereageerd.
De rechtbank Rotterdam heeft in de aangevallen uitspraak van 7 september 2016 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat het college de hoorplicht heeft geschonden en dat zij alle stukken heeft ingeleverd die zij redelijkerwijs kon overleggen. De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De Raad heeft zich volledig kunnen vinden in het oordeel van de rechtbank en heeft vastgesteld dat appellante ook in hoger beroep haar stellingen niet nader heeft onderbouwd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.