ECLI:NL:CRVB:2018:20
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet na beëindiging van het dienstverband
Op 3 januari 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende het recht op ziekengeld van appellante, die zich op 19 juli 2013 ziek had gemeld na het beëindigen van haar dienstverband als administratief/receptiemedewerkster. Het Uwv had haar ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) verstrekt, maar na een medische beoordeling op 4 mei 2015 werd vastgesteld dat zij per 17 juni 2015 geen recht meer had op deze uitkering. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er een deskundige benoemd moest worden voor nader onderzoek naar haar klachten.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had dossierstudie verricht, appellante onderzocht en relevante informatie van de behandelend sector betrokken. De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende medische gegevens had overgelegd die zouden kunnen leiden tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank. Het verzoek om een onafhankelijk deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat er geen noodzakelijke twijfel bestond over de onderbouwing van het bestreden besluit door het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat appellante met haar beperkingen geschikt was voor haar maatgevende arbeid en dat de conclusies van de verzekeringsartsen niet in twijfel konden worden getrokken. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 3 januari 2018.