ECLI:NL:CRVB:2018:2109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de draagkracht voor bijzondere bijstand op basis van inkomen en schulden
In deze zaak heeft appellante, een vrouw die bijzondere bijstand heeft aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond verklaard. De aanvraag was afgewezen omdat het college van mening was dat appellante voldoende inkomen had om de eigen bijdragen te kunnen voldoen. Appellante betwistte deze conclusie en stelde dat haar inkomen niet correct was berekend, en dat er geen rekening was gehouden met haar schulden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank gemotiveerd op de gronden van appellante is ingegaan. De Raad oordeelde dat appellante in hoger beroep geen nieuwe, verifieerbare stukken had overgelegd die haar stellingen onderbouwden. De Raad bevestigde dat het college op basis van de beschikbare gegevens terecht had geoordeeld dat appellante in staat was om de kosten te voldoen. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door J.T.H. Zimmerman, met S.A. de Graaff als griffier, en vond plaats op 5 juli 2018.