ECLI:NL:CRVB:2018:2313

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
17/2347 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot intrekking van bijstand na opschorting en vereisten voor medewerking

Op 10 juli 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de intrekking van bijstand door het dagelijks bestuur Werk en Inkomen Lekstroom (WIL) na een opschorting. Appellante was niet verschenen, maar had wel tijdig contact opgenomen met WIL over de gevraagde bankafschriften. In plaats daarvan had zij afgesproken om bewijsstukken van opheffing van de bankrekeningen te overleggen. De Centrale Raad oordeelde dat het voor appellante niet volstrekt helder was wat van haar werd verwacht en dat WIL had nagelaten om het gewijzigde verzoek schriftelijk vast te leggen. Hierdoor was appellante in het ongewisse over de termijn waarbinnen zij aan het verzoek moest voldoen. De Raad concludeerde dat het dagelijks bestuur niet bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat er geen sprake was van verzuim. Het hoger beroep werd toegewezen, het schadeverzoek werd gehonoreerd en het dagelijks bestuur werd veroordeeld in de proceskosten van appellante. De uitspraak vernietigde de eerdere beslissing en verklaarde het beroep gegrond.

Uitspraak

17.2347 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 februari 2017, 16/3177 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur Werk en Inkomen Lekstroom (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 10 juli 2018
Zitting heeft: W.H. Bel als lid van de enkelvoudige kamer.
Griffier: S.H.H. Slaats
Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C. van der Veen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 13 mei 2016;
  • herroept het besluit van 8 februari 2016;
  • bepaalt dat het dagelijks bestuur aan appellante de wettelijke rente dient te vergoeden over de na te betalen bijstand;
  • veroordeelt het dagelijks bestuur in de kosten van appellante tot een bedrag van
  • bepaalt dat het dagelijks bestuur aan appellante het in beroep en in hoger beroep door haar betaalde griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Bij de beantwoording van de vraag of het bijstandverlenend orgaan op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, staat ter beoordeling of de betrokkene verzuimd heeft binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken dan wel anderszins onvoldoende medewerking heeft verleend.
Het gaat om een intrekking na opschorting en daarbij moet het volstrekt helder zijn voor de betrokkene wat van hem wordt verwacht en wanneer hij hieraan moet voldoen. In dit geval heeft Werk en Inkomen Lekstroom (WIL) appellante schriftelijk alleen om bankafschriften verzocht. Appellante heeft hierover tijdig telefonisch contact gezocht met WIL waarbij is afgesproken dat appellante in plaats van de verzochte bankafschriften bewijzen van opheffing onderscheidenlijk niet gebruik van de desbetreffende twee bankrekeningen zou overleggen. In die situatie had het op de weg van WIL gelegen het gewijzigde verzoek om gegevens schriftelijk vast te leggen en daarbij tevens te vermelden dat de oorspronkelijke hersteltermijn werd gehandhaafd. Door dit na te laten is appellante in het ongewisse gebleven over de termijn waarbinnen zij aan het verzoek van WIL had moeten voldoen en is van verzuim dan ook geen sprake. In die situatie was het dagelijks bestuur niet bevoegd om tot intrekking van de bijstand over te gaan. Het hoger beroep slaagt dan ook. Het schadeverzoek wordt toegewezen. Tevens bestaat aanleiding tot veroordeling van het dagelijks bestuur in de proceskosten van appellante.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S.H.H. Slaats (getekend) W.H. Bel
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep