Uitspraak
16.8117 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich op 20 maart 2014 ziek had gemeld met psychische en lichamelijke klachten, had eerder een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had vastgesteld dat hij per 20 april 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn loon te verdienen in andere functies. Appellant had zich opnieuw ziek gemeld op 21 oktober 2015, maar het Uwv concludeerde dat hij per 7 december 2015 geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, waaronder de verzoeken om deskundigen te benoemen en de geschiktheid van de functies voor appellant te onderzoeken. De Raad oordeelde dat de medische grondslag van het besluit van het Uwv voldoende was onderbouwd. De verzekeringsarts had appellant onderzocht en vastgesteld dat hij in staat was om ten minste één van de geselecteerde functies te vervullen. De Raad onderschreef de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling van de situatie van appellant. Het verzoek om een onafhankelijk deskundige te raadplegen werd afgewezen, en de Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij het vaststellen van het recht op een ZW-uitkering en de rol van de verzekeringsarts in dit proces. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft.