ECLI:NL:CRVB:2018:2486
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering WUV-toekenningen op basis van medische adviezen en oorlogsomstandigheden
Op 9 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een beroep had ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1943 uit een gemengd huwelijk, had in februari 2016 een aanvraag ingediend voor toekenningen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De aanvraag werd afgewezen op 26 oktober 2016, omdat de Pensioen- en Uitkeringsraad niet kon vaststellen dat de appellant vervolging had ondergaan in de zin van de Wuv. De Raad heeft in deze zaak de vraag beoordeeld of de appellant met de vervolgde kon worden gelijkgesteld.
De Raad oordeelde dat de omstandigheden waaronder de appellant de oorlogsjaren had doorgebracht niet duidelijk ongunstig waren ten opzichte van andere gemengd gehuwden en hun kinderen. De medische adviezen van artsen G.L.G. Kho en A.M. Ohlenschlager gaven aan dat er geen ziekten of gebreken waren vastgesteld die redelijkerwijs in verband stonden met de oorlogsomstandigheden van de appellant. De Raad concludeerde dat de botontkalking van de appellant niet kon worden toegeschreven aan de oorlogsomstandigheden, maar eerder aan het gebruik van het geneesmiddel Prednisolon en de diagnose reuma.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat het bestreden besluit voldoende was voorbereid en gemotiveerd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.