ECLI:NL:CRVB:2018:2491
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Herziening van afwijzingen van uitkeringen op grond van de Wubo en Wuv
Op 9 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die verzocht had om herziening van eerdere afwijzingen van zijn aanvragen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De appellant, geboren in 1941, had in november 2011 een samenloop-aanvraag ingediend, maar zijn aanvragen waren afgewezen omdat niet was aangetoond dat hij was getroffen door oorlogsgeweld of vervolging. De afwijzingen werden in 2012 gehandhaafd en tegen deze besluiten was geen beroep aangetekend.
In mei 2017 verzocht de appellant om herziening van de afwijzingen, maar ook deze verzoeken werden afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of gegevens waren gepresenteerd die tot een andere beslissing zouden moeten leiden. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de verzoeken om herziening terecht was, omdat de appellant niet kon aantonen dat hij in de zin van de Wuv of Wubo als vervolgde of burger-oorlogsslachtoffer kon worden erkend. De Raad benadrukte dat de Wuv en Wubo geen schadevergoeding bieden voor leed dat niet onder de strikte voorwaarden van deze wetten valt.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het besluit van verweerder om niet tot herziening over te gaan de terughoudende toets van de Raad kon doorstaan. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier C.A.E. Bon.