ECLI:NL:CRVB:2018:2559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag persoonsondersteunend budget in kader van individuele inkomens toeslag met betrekking tot vermogen in de vorm van bezit auto
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, had op 27 mei 2015 een aanvraag ingediend voor een persoonsondersteunend budget (POB) voor het jaar 2015. Deze aanvraag werd afgewezen door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek, omdat de appellant niet voldeed aan de vermogensgrens. De appellant had een auto op naam met een waarde die de vermogensgrens overschreed, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat het dagelijks bestuur ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule, omdat hij afhankelijk is van zijn auto vanwege zijn psychische problematiek. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen onbillijkheden van overwegende aard zijn aangetoond die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. De Raad heeft vastgesteld dat de waarde van de auto hoger is dan het voor appellant vrij te laten vermogen, en dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij door de afwijzing in financiële problemen komt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag van de appellant terecht was. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan op 7 augustus 2018.