ECLI:NL:CRVB:2018:2788
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de opgelegde boete wegens schending van de inlichtingenverplichting in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante ontving vanaf 5 september 2013 bijstand, maar haar bijstandsrecht werd in twijfel getrokken na de melding van de geboorte van haar kind en het onderzoek naar haar recht op bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken en een boete opgelegd wegens het niet melden van inkomsten uit de Wet Studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden en dat de opgelegde boete onevenredig zwaar is. De Raad heeft vastgesteld dat appellante wel degelijk de verplichting heeft geschonden door niet te melden dat haar partner partnertoeslag ontving. De Raad heeft ook geoordeeld dat het college de hoogte van de boete correct heeft vastgesteld, rekening houdend met de verminderde verwijtbaarheid van appellante. De Raad heeft de beroepsgrond van appellante dat zij door de boete onevenredig wordt getroffen verworpen, omdat het college voldoende rekening heeft gehouden met haar financiële situatie.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.