ECLI:NL:CRVB:2018:2945
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet in bestuursrechtelijke procedure
Op 7 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/6360 WAO-V. Deze uitspraak betreft een hoger beroep en verzet tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2017. De appellant, woonachtig in Marokko, had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn hoger beroep, dat eerder was afgewezen omdat het griffierecht niet was betaald. De termijn voor het indienen van verzet eindigde op 11 april 2018, maar het verzetschrift werd pas op 16 april 2018 ter post bezorgd, waardoor het verzet niet tijdig was ingediend.
De appellant voerde aan dat hij ziek was en in Marokko woonde, wat hem zou hebben belet om tijdig verzet aan te tekenen. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant geen feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. De stelling dat medische belemmeringen de tijdige indiening van het verzetschrift in de weg stonden, werd niet onderbouwd. Daarom verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van processtukken en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen te onderbouwen met relevante feiten. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.