ECLI:NL:CRVB:2018:2945

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
26 september 2018
Zaaknummer
17-6360 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet in bestuursrechtelijke procedure

Op 7 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/6360 WAO-V. Deze uitspraak betreft een hoger beroep en verzet tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2017. De appellant, woonachtig in Marokko, had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn hoger beroep, dat eerder was afgewezen omdat het griffierecht niet was betaald. De termijn voor het indienen van verzet eindigde op 11 april 2018, maar het verzetschrift werd pas op 16 april 2018 ter post bezorgd, waardoor het verzet niet tijdig was ingediend.

De appellant voerde aan dat hij ziek was en in Marokko woonde, wat hem zou hebben belet om tijdig verzet aan te tekenen. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant geen feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. De stelling dat medische belemmeringen de tijdige indiening van het verzetschrift in de weg stonden, werd niet onderbouwd. Daarom verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van processtukken en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen te onderbouwen met relevante feiten. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 september 2018
17/6360 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2017, 17/1840 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Zitting heeft: H.C.P. Venema
Griffier: C.A.E. Bon
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 28 februari 2018 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
De termijn waarbinnen tijdig verzet kon worden gedaan eindigde op 11 april 2018. Het verzetschrift is op 16 april 2018 ter post bezorgd. Daarmee staat vast dat het verzetschrift niet tijdig is ingediend. Appellant heeft als reden voor de termijnoverschrijding aangevoerd dat hij erg ziek is en woonachtig is in Marokko. Appellant heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. De stelling van appellant dat hij in verband met medische belemmeringen niet tijdig verzet kon doen is niet onderbouwd.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) C.A.E. Bon (getekend) H.C.P. Venema

DK