ECLI:NL:CRVB:2018:2961

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
17/6744 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

Op 7 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/6744 WAO-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing waarbij het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De appellant, woonachtig in Marokko, had in zijn verzetschrift aangegeven dat hij het griffierecht had overgemaakt, maar dat hij dit niet tijdig kon doen vanwege zijn verblijf in het buitenland. Tijdens de zitting was er niemand verschenen, en de Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de betaling daadwerkelijk had plaatsgevonden. De Raad heeft geconcludeerd dat de appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die erop wijzen dat hij niet in verzuim was. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met H.C.P. Venema als voorzitter en C.A.E. Bon als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 september 2018
17/6744 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 september 2017, 17/2481 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: H.C.P. Venema
Griffier: C.A.E. Bon
Ter zitting is niemand verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 21 maart 2018 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant te kennen gegeven dat hij het griffierecht naar de Raad heeft overgemaakt maar dat het niet is gelukt tijdig te betalen omdat hij in Marokko woont.
Appellant heeft in verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. In de financiële administratie van de Raad is geen door of namens appellant gedane betaling aangetroffen. Appellant heeft zijn stelling niet met bewijsstukken onderbouwd.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) C.A.E. Bon (getekend) H.C.P. Venema

DK