ECLI:NL:CRVB:2018:3278

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
17/6309 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 19 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/6309 WAO-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De appellant, die in Marokko woont, had verzet aangetekend tegen deze beslissing, maar is niet verschenen op de zitting van 7 september 2018.

De Raad overweegt dat de eerdere uitspraak van 16 mei 2018 terecht was, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De gemachtigde van de appellant voerde aan dat de appellant in mei 2017 had aangegeven niet in staat te zijn het griffierecht te betalen, maar de Raad oordeelt dat deze informatie niet relevant is voor de termijn waarbinnen het griffierecht moest worden voldaan. De Raad stelt vast dat de appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was.

De Raad concludeert dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 oktober 2018
17/6309 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2017, 17/2017 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 16 mei 2018 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft [naam] verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 september 2018, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 16 mei 2018 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet stelt de gemachtigde van appellant dat hij al in mei 2017 heeft meegedeeld dat appellant niet in staat is om het griffierecht te voldoen aangezien hij geen inkomen heeft.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. In mei 2017 was het onderhavige hoger beroep nog niet bij de Raad aanhangig. Mogelijk heeft appellant voor de procedure bij de rechtbank om vrijstelling van het griffierecht verzocht. Appellant dient echter in een nieuwe procedure opnieuw om vrijstelling te vragen en desgevraagd opnieuw informatie te verschaffen. Niet is gebleken dat appellant binnen de daarvoor geldende termijn vrijstelling heeft verzocht van het in hoger beroep verschuldigde griffierecht.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) C.A.E. Bon
ew