ECLI:NL:CRVB:2018:3279

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
17/6169 WLZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

Op 19 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/6169 WLZ-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellant tegen een eerdere beslissing van de Raad van 18 april 2018, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant had verzet aangetekend, maar beide partijen waren niet verschenen op de zitting van 7 september 2018.

De Raad heeft overwogen dat de eerdere uitspraak van 18 april 2018 terecht was, omdat appellant niet had aangetoond dat hij in aanmerking kwam voor vermindering of kwijtschelding van het griffierecht. De stelling van appellant dat hij in betalingsonmacht verkeerde, werd niet onderbouwd met voldoende feiten of omstandigheden. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te oordelen dat appellant niet in verzuim was geweest met betrekking tot de betaling van het griffierecht.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter H.C.P. Venema, in aanwezigheid van griffier C.A.E. Bon, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 oktober 2018
17/6169 WLZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 september 2017, 16/5041 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 18 april 2018 heeft de Raad het door [naam] namens appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 september 2018, waar beide partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad 18 april 2018 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 24 januari 2018 gestelde termijn is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Voorafgaand aan de uitspraak van 18 april 2018 is het namens appellant gedane beroep op betalingsonmacht voor de betaling van het griffierecht afgewezen, omdat uit de namens appellant overgelegde stukken blijkt dat appellant niet aan de daaraan geldende criteria voldoet.
In verzet heeft appellant te kennen gegeven dat hij wel degelijk in aanmerking komt voor vermindering/kwijtschelding van het griffierecht. Deze stellingname heeft appellant niet onderbouwd.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Gelet op de overgelegde stukken en de in de rechtspraak ontwikkelde criteria is het beroep op betalingsonmacht terecht afgewezen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) C.A.E. Bon

IJ