Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
Centrale Raad van Beroep aan appellant wordt terugbetaald.
Centrale Raad van Beroep
Op 19 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/7402 AOW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanleiding voor het verzet was de stelling van de appellant dat hij niet op de hoogte was gesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, en dat hij de relevante correspondentie niet had ontvangen. De Raad heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 7 september 2018, waarbij de appellant aanwezig was, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet vertegenwoordigd was.
De Raad overwoog dat de eerdere uitspraak van 21 maart 2018 berustte op het feit dat het griffierecht niet tijdig was betaald. De appellant had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was. De Raad benadrukte dat het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier moest zijn voldaan. De appellant had de mogelijkheid om uitstel van betaling aan te vragen, maar had dit niet gedaan.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het verzet ongegrond en besliste dat het te laat betaalde griffierecht van € 124,- aan de appellant zou worden terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in aanwezigheid van griffier C.A.E. Bon, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.