ECLI:NL:CRVB:2018:3290
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bijstandsaanvraag en de vereiste bankafschriften onder de Participatiewet
In deze zaak heeft appellant op 12 april 2016 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Participatiewet (PW). Bij zijn aanvraag heeft hij een mutatieoverzicht van zijn ING-bankrekening overgelegd. Het college van burgemeester en wethouders van Gouda heeft appellant op 22 april 2016 verzocht om voor 4 mei 2016 de opeenvolgende bankafschriften van al zijn bankrekeningen over te leggen. Appellant heeft echter geen bankafschriften ingeleverd, maar opnieuw een mutatieoverzicht, wat door het college niet werd geaccepteerd. Hierdoor heeft het college op 11 mei 2016 de aanvraag buiten behandeling gesteld, een besluit dat na bezwaar is gehandhaafd op 29 augustus 2016.
De rechtbank Den Haag heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat de gevraagde bankafschriften noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag en dat appellant deze niet heeft overgelegd. De beroepsgrond van appellant dat het informatieverzoek van het college verwarrend was, wordt verworpen. De Raad stelt vast dat het college duidelijk heeft aangegeven welke gegevens appellant moest aanleveren en wat de gevolgen waren van het niet tijdig verstrekken van deze gegevens. Het college was derhalve bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht. Het hoger beroep van appellant slaagt niet, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.