ECLI:NL:CRVB:2018:3290

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
17/4011 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bijstandsaanvraag en de vereiste bankafschriften onder de Participatiewet

In deze zaak heeft appellant op 12 april 2016 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Participatiewet (PW). Bij zijn aanvraag heeft hij een mutatieoverzicht van zijn ING-bankrekening overgelegd. Het college van burgemeester en wethouders van Gouda heeft appellant op 22 april 2016 verzocht om voor 4 mei 2016 de opeenvolgende bankafschriften van al zijn bankrekeningen over te leggen. Appellant heeft echter geen bankafschriften ingeleverd, maar opnieuw een mutatieoverzicht, wat door het college niet werd geaccepteerd. Hierdoor heeft het college op 11 mei 2016 de aanvraag buiten behandeling gesteld, een besluit dat na bezwaar is gehandhaafd op 29 augustus 2016.

De rechtbank Den Haag heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat de gevraagde bankafschriften noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag en dat appellant deze niet heeft overgelegd. De beroepsgrond van appellant dat het informatieverzoek van het college verwarrend was, wordt verworpen. De Raad stelt vast dat het college duidelijk heeft aangegeven welke gegevens appellant moest aanleveren en wat de gevolgen waren van het niet tijdig verstrekken van deze gegevens. Het college was derhalve bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht. Het hoger beroep van appellant slaagt niet, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.4011 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 april 2017, 16/8099 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Gouda (college)
Datum uitspraak: 9 oktober 2018
Zitting heeft: G.M.G. Hink
Griffier: L.V. van Donk
Namens appellant is mr. M.G.P. Glas ter zitting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door N.J. van Honk.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Appellant heeft op 12 april 2016 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend. Appellant heeft bij zijn aanvraag een mutatieoverzicht van af- en bijschrijvingen van zijn ING-bankrekening overgelegd. Bij brief van 22 april 2016 heeft het college appellant verzocht om voor 4 mei 2016 onder meer de volgende gegevens over te leggen:
“de opeenvolgende bankafschriften van al uw bankrekeningnummers (inclusief eventuele spaarrekeningen) van de periode 1 november 2015 tot en met heden. Als u in het bezit bent van internet bankieren, kunt u ook een computer uitdraai inleveren met betrekking tot deze periode. Op het overzicht dient wel uw naam, het rekeningnummer, het saldo en alle mutaties goed zichtbaar te zijn. Een print screen wordt niet geaccepteerd, maar wel gedownloade afschriften (in PDF vorm). (…) U heeft bij uw aanvraag een mutatie overzicht van internet bankieren ingeleverd. Dit overzicht kunnen wij niet accepteren. Wij vragen u daarom de originele afschriften in PDF formaat uit te draaien en in te leveren.”
Bij besluit van 11 mei 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 augustus 2016 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat appellante geen bankafschriften maar nogmaals een mutatieoverzicht heeft ingeleverd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Niet in geschil is dat de gevraagde bankafschriften noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag van appellant. Vaststaat dat appellant de gevraagde bankafschriften niet heeft overgelegd. Evenmin is in geschil dat appellant met het wederom overleggen van een mutatieoverzicht van af- en bijschrijvingen van zijn ING-bankrekening niet de gevraagde gegevens heeft verstrekt.
De beroepsgrond van appellant dat hem geen verwijt kan worden gemaakt van het opnieuw overleggen van een mutatieoverzicht omdat het informatieverzoek van het college verwarrend was, slaagt niet. In de brief van 22 april 2016 is gevraagd om de bankafschriften te verstrekken. Het college heeft hierbij tevens uitdrukkelijk vermeld dat een mutatieoverzicht, zoals door appellant bij zijn aanvraag is ingeleverd, niet wordt geaccepteerd. In deze brief heeft het college voldoende duidelijk en specifiek vermeld welke gegevens appellant nog moest overleggen en wat de gevolgen zouden zijn van het niet tijdig verstrekken van deze gegevens. Gelet hierop hoefde het college appellant niet nog een nadere termijn te gunnen voor het inleveren van de gevraagde bankafschriften.
Dit betekent dat het college bevoegd was op grond van artikel 4:5, eerste lid,
aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht de aanvraag van appellant buiten behandeling te stellen. Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) L.V. van Donk (getekend) G.M.G. Hink

MD