ECLI:NL:CRVB:2018:3559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering voor vroeggehandicapten op basis van medische beoordeling en geschiktheid voor functies
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1993, op 25 november 2012 een aanvraag ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) voor ondersteuning bij werk en inkomen op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, vanwege klachten van knieën, heupen en schouders, aangeduid als fibromyalgie. Na een beoordeling door een verzekeringsarts op 10 januari 2013, waarbij haar arbeidsbeperkingen zijn vastgesteld, heeft het Uwv op 29 januari 2013 de aanvraag afgewezen. Het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing werd door het Uwv op 5 juli 2013 ongegrond verklaard.
De rechtbank Rotterdam heeft in een eerdere uitspraak op 25 juni 2014 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen de informatie van de behandelaars van appellante adequaat hadden betrokken bij hun beoordeling en dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt waren. Appellante heeft in hoger beroep haar beperkingen als gevolg van fibromyalgie en psychische klachten opnieuw naar voren gebracht, maar het Uwv heeft verzocht de eerdere uitspraak te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de aanvraag van appellante terecht heeft afgewezen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen overtuigend hebben onderbouwd dat de beperkingen van appellante correct zijn vastgesteld en dat de belasting van de geselecteerde functies niet boven haar mogelijkheden uitgaat. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst de proceskostenveroordeling af.