In deze zaak heeft appellante, werkzaam als docent levensbeschouwing, zich op 8 november 2013 ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellante met ingang van 6 november 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) zou hebben. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante een psychiatrische expertise ingediend, waaruit blijkt dat haar depressieve stoornis deels in remissie is en dat haar belastbaarheid kan toenemen.
Het Uwv heeft in een gewijzigd besluit op bezwaar vastgesteld dat appellante met ingang van 6 november 2015 recht op een loongerelateerde WGA-uitkering heeft, omdat zij 51,80% arbeidsongeschikt is. Appellante is het niet eens met de tijdelijke urenbeperking die het Uwv heeft vastgesteld en betwist de geschiktheid van de aangeboden functies. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de urenbeperking tijdelijk is en dat de functies van samensteller elektrotechnische apparatuur en wikkelaar geschikt zijn voor appellante. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het eerste besluit gegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het tweede besluit ongegrond werd verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.