ECLI:NL:CRVB:2018:3649
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de buiten behandeling gelaten aanvraag om bijstand en terugvordering van voorschot
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Metin, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 25 april 2017 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond verklaarde. Het college had de aanvraag van appellante om bijstand ingevolge de Participatiewet buiten behandeling gesteld, omdat zij niet alle gevraagde gegevens had verstrekt. Appellante had zich op 1 februari 2016 gemeld voor bijstand en de aanvraag op 22 maart 2016 ingediend. Het college verzocht appellante om nadere gegevens over haar inkomsten via de Opting-In regeling, maar zij heeft hierop niet gereageerd. Het college heeft vervolgens de aanvraag buiten behandeling gesteld en het voorschot teruggevorderd.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de gegevens over de Opting-In regeling niet relevant waren voor de beoordeling van haar aanvraag, omdat deze regeling niet meer van toepassing was. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het college terecht om deze gegevens heeft verzocht, aangezien de financiële situatie van de aanvrager essentieel is voor de beoordeling van de aanvraag. De Raad stelt vast dat appellante in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 maart 2016 inkomsten heeft ontvangen via de Opting-In regeling en dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.