ECLI:NL:CRVB:2018:3728

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
23 november 2018
Zaaknummer
17/3275 ANW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de aanvraag voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Sociale verzekeringsbank (Svb) het bestreden besluit had ingetrokken en er geen ander besluit in de plaats was gesteld. De appellante had in 2014 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, welke door de Svb was afgewezen. In de daaropvolgende bezwaarprocedure verklaarde de Svb het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. Tijdens de zitting bij de rechtbank trok de Svb het bestreden besluit in, omdat het oorspronkelijke besluit niet naar het juiste adres was gestuurd.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het ingetrokken besluit. De Svb had inmiddels op 16 mei 2017 een nieuwe beslissing genomen, waarbij het bezwaar van appellante inhoudelijk was behandeld en ongegrond was verklaard. De rechtbank had het beroep tegen deze nieuwe beslissing ook niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen belang was voor appellante bij een inhoudelijke beoordeling van het ingetrokken besluit, en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.3275 ANW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2017, 16/6200 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 1 november 2018
Zitting heeft: mr. M.F.J.M. de Werd
Griffier: H. Achtot
Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.A.H. Koning

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1.1.
Bij besluit van 19 september 2014 heeft de Svb de aanvraag van appellante om een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet afgewezen.
1.2.
Bij beslissing op bezwaar van 22 augustus 2016 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend.
1.3.
Ter zitting van de rechtbank heeft de Svb te kennen gegeven het bestreden besluit in te trekken, omdat is gebleken dat het besluit van 19 september 2014 niet naar het juiste adres was gestuurd. Daarbij is toegezegd dat een nieuw besluit op het bezwaar zal worden genomen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Hiertoe is overwogen dat de Svb het bestreden besluit heeft ingetrokken en daarvoor geen ander besluit in de plaats heeft gesteld. Niet is gebleken dat appellante nog een zelfstandig belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het ingetrokken bestreden besluit. De Svb is opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij in aanmerking wil komen voor een nabestaandenuitkering.
3.2.
De Svb heeft gesteld dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4.1.
Geoordeeld wordt dat de rechtbank het beroep van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ook in hoger beroep is niet gebleken van enig belang van appellante bij een inhoudelijk oordeel over het ingetrokken bestreden besluit.
4.2.
Desgevraagd heeft de Svb te kennen gegeven dat op 16 mei 2017 een nieuwe beslissing op het bezwaar is genomen. Hierbij is het bezwaar van appellante inhoudelijk behandeld en ongegrond verklaard. Het tegen dat besluit ingestelde beroep bij de rechtbank is bij uitspraak van 23 november 2017 niet-ontvankelijk verklaard. Het daartegen ingestelde verzet is
niet-ontvankelijk verklaard.
4.3.
Geconcludeerd wordt dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) H. Achtot (getekend) M.F.J.M. de Werd
IvR