ECLI:NL:CRVB:2018:3785
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, die zich op 27 september 2010 ziek had gemeld wegens psychische klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 15 september 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en had daarom het voorschot op de WIA-uitkering beëindigd. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellante geen recht meer had op de WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid onder de vereiste drempel van 35% was gedaald. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.