ECLI:NL:CRVB:2018:3877
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid
Op 5 december 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van zijn WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkte, was sinds 17 oktober 2010 arbeidsongeschikt door fysieke klachten. Hij ontving een loongerelateerde WGA-uitkering van 14 september 2012 tot 14 juni 2014, waarna een loonaanvullende WGA-uitkering werd toegekend. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 1 oktober 2014, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Noord-Nederland verklaarde zijn beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn beperkingen door zowel de rechtbank als het Uwv waren onderschat. Hij stelde dat hij volledig arbeidsongeschikt was en vroeg om vernietiging van de eerdere uitspraak. Het Uwv daarentegen pleitte voor bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat de informatie van de behandelende sector adequaat was meegenomen in de beoordeling. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische informatie was ingediend die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Tevens werd er geen grond gevonden voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 december 2018.