ECLI:NL:CRVB:2018:3878
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsklasse
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant ontving een WGA-vervolguitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar het Uwv had zijn uitkering verlaagd op basis van een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant betwistte de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid en voerde aan dat zijn beperkingen, met name door hartinfarcten en psychische klachten, niet goed waren ingeschat. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de diagnoses van de verzekeringsartsen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was ingediend die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen. De geschiktheid van de geselecteerde functies werd eveneens als voldoende gemotiveerd beschouwd. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van het Uwv.