ECLI:NL:CRVB:2018:3878

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
16/3847 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsklasse

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant ontving een WGA-vervolguitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar het Uwv had zijn uitkering verlaagd op basis van een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant betwistte de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid en voerde aan dat zijn beperkingen, met name door hartinfarcten en psychische klachten, niet goed waren ingeschat. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de diagnoses van de verzekeringsartsen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was ingediend die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen. De geschiktheid van de geselecteerde functies werd eveneens als voldoende gemotiveerd beschouwd. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van het Uwv.

Uitspraak

16.3847 WIA

Datum uitspraak: 5 december 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
28 april 2016, 15/6532 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Wolter, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Wolter. Het Uwv is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Aan appellant is een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend ingaande 30 mei 2011. Laatstelijk genoot hij een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%.
1.2.
In februari 2015 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 25 februari 2015 vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant 54,50% bedraagt. Met ingang van
26 april 2015 wordt de vervolguitkering daarom verlaagd en nader vastgesteld op basis van de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55%. Bij beslissing op bezwaar van
4 september 2015 (bestreden besluit) is het door appellant tegen het besluit van
25 februari 2015 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en is de vervolguitkering met ingang van 26 april 2015 opnieuw vastgesteld op basis van de arbeidsongeschiktheidsklasse van
55 tot 65%, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 63,01%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat sprake is geweest van zorgvuldig onderzoek door de verzekeringsartsen en dat de medische grondslag afdoende is gemotiveerd. Het standpunt van appellant dat de combinatie van psychische en cardiologische klachten tot een medische urenbeperking zou moeten leiden wordt niet onderschreven. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is afdoende gemotiveerd dat dit standpunt in zijn algemeenheid niet opgaat en dat in het individuele geval van appellant evenmin is gebleken van een zodanige medische situatie dat een urenbeperking noodzakelijk is op energetische dan wel preventieve gronden. Naar het oordeel van de rechtbank is de medische geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies eveneens afdoende gemotiveerd.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat, gelet op de hartinfarcten die hij heeft doorgemaakt en op zijn psychische klachten. Hij vindt dat een medische urenbeperking aangewezen is. Gelukkig gaat het inmiddels beter met appellant, maar wegens de hartklachten, de psychische problemen en de privéproblemen die rond de datum in geding aan de orde waren, was hij toen niet in staat fulltime werkzaamheden te verrichten.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat sprake is geweest van zorgvuldig medisch onderzoek door de verzekeringsartsen. Eveneens is met juistheid overwogen dat voor twijfel aan de door de verzekeringsartsen gestelde diagnoses en daaruit voortvloeiende beperkingen geen grond is, met name niet voor een medische urenbeperking zoals door appellant bepleit. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe medische informatie ingediend ter motivering van zijn standpunt. De overwegingen van de rechtbank worden dan ook onderschreven.
4.3.
De overweging van de rechtbank dat de geschiktheid van de geselecteerde functies van samensteller, productiemedewerker textiel en productiemedewerker industrie voor appellant afdoende is gemotiveerd wordt eveneens onderschreven.
4.4.
Gelet op de overwegingen 4.2 en 4.3 slaagt het hoger beroep niet.
4.5.
Voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van
M.A.E. Lageweg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
5 december 2018.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) M.A.E. Lageweg
GdJ