ECLI:NL:CRVB:2018:3939

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
16/3641 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bevordering naar de functie van senior GGP

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam als rechercheur A, had een verzoek ingediend om bevordering naar de functie van senior GGP, maar dit verzoek werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant op de peildatum van 31 december 2012 niet voldeed aan alle voorwaarden voor bevordering. De beoordeling die de appellant had ontvangen, was na deze peildatum vastgesteld, wat in strijd was met de vereisten van het loopbaanbeleid van de politie. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat de korpschef ten onrechte de beoordeling van 6 februari 2013 buiten beschouwing had gelaten, maar concludeerde dat de appellant desondanks niet voldeed aan de voorwaarden voor bevordering. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar veroordeelde de korpschef tot betaling van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.004,- bedroegen, en het griffierecht van € 418,- moest worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door C.H. Bangma, met C.A.E. Bon als griffier.

Uitspraak

16.3641 AW

Datum uitspraak: 6 december 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
14 april 2016, 15/6409 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.W. Kuijper, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kuijper. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Allaart en D.R. Meiboom.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam als [functie] bij de voormalige regiopolitie [regio] , thans de [Eenheid] .
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op 1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782; circulaire). Eén van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming (bevordering) van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de bevordering van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf 1 november 2010 geldt voor alle medewerkers bij de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet. Het loopbaanbeleid voor bevordering van schaal 7 naar schaal 8 is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd. In april 2013 zijn door de Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) nadere uitvoeringsuitspraken vastgelegd.
1.3.
Na een eerdere openstelling van de functie van senior GGP heeft een hernieuwde
openstelling plaatsgevonden. Medewerkers konden gedurende de periode 16 oktober 2014
tot en met 13 november 2014 een aanvraag om bevordering indienen wanneer zij onder meer
voldeden aan de volgende eisen:
- op 31 december 2012 was de medewerker formeel geplaatst binnen de voormalige
regiopolitie Haaglanden;
- er is een prestatie-/potentieelbeoordeling met op alle punten ten minste een 7;
- de prestatie-/potentieelbeoordeling moet uiterlijk zijn vastgesteld op 31 december 2012 of
het gehele proces van beoordeling moet zijn doorlopen in 2012 en alleen de bekrachtiging
door de beoordelingsautoriteit heeft daarna plaatsgevonden;
- de hernieuwde openstelling is enkel bedoeld voor medewerkers die in de eerste openstelling
niet aan de toen gestelde norm voldeden en zich daardoor niet hebben aangemeld;
- de openstelling is van toepassing op dezelfde groep medewerkers als de eerste ronde, maar
als er al een aanvraag bekend is, is dit een reden om een nieuwe aanvraag te weigeren. Als
de beoordeling vóór 31 december 2012 is opgemaakt en bekrachtigd en een score laat zien
van gemiddeld een acht of hoger is deelname niet (meer) mogelijk. Deelname voor deze
categorie medewerkers was mogelijk in de eerste ronde;
- de beoordeling moet een positieve indicatie voor een volgende loopbaanstap bevatten in de
vorm van een vinkje of een expliciete tekst.
1.4.
Appellant heeft in het kader van deze hernieuwde openstelling van het loopbaanbeleid bij ongedateerd verzoek verzocht om bevordering naar de functie van senior GGP, schaal 8. Daarbij heeft hij een op 22 januari 2013 opgemaakte en op 6 februari 2013 vastgestelde prestatiebeoordeling voor de functie van rechercheur A overgelegd met een gemiddelde score van 7 of hoger. Het verzoek om bevordering is bij besluit van 19 maart 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 23 juli 2015 (bestreden besluit), afgewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de beoordeling heeft plaatsgevonden en is bekrachtigd na
31 december 2012 en om die reden niet voldoet aan de voorwaarden voor bevordering.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad heeft eerder overwogen dat de keuze van een peilmoment waarop de beoordeling uiterlijk moet zijn vastgesteld, een ongeoorloofde beperking is van het landelijke beleid dat geen peilmoment kent voor de beoordeling. Verwezen wordt naar de uitspraak van 2 juni 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2072). Dit betekent dat de beoordeling van
6 februari 2013 door de korpschef ten onrechte buiten beschouwing is gelaten. Daarmee kleeft aan het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek en voldoet het niet aan de eisen van de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat aannemelijk is dat appellant door dit gebrek niet is benadeeld, zal dit onder toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd.
4.2.
Vaststaat dat de op 6 februari 2013 vastgestelde beoordeling een beoordeling boven de norm betreft, nu deze gemiddeld tenminste een score 7 bevat. Het is echter een prestatiebeoordeling die geen expliciete potentieelbeoordeling bevat.
4.3.
Het geschilpunt dat partijen verdeeld houdt is de vraag of uit de prestatiebeoordeling desondanks blijkt dat hij de verwachte geschiktheid voor senior GGP heeft. Appellant heeft verwezen naar punt D, onder 3, waarin het volgende is opgenomen: ‘De ambitie van [naam] komt nu op een splitsing. Wordt het een verplaatsing naar het oosten of ga je verder met je carrière hier in Haaglanden. Je bent toe aan een volgende stap; welke het ook is’.
4.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit deze tekst blijkt namelijk niet expliciet dat appellant verwacht geschikt te worden geacht voor de functie van senior GGP. Bovendien blijkt uit de beoordeling dat appellant de nodige ontwikkelpunten heeft. De aanwezigheid van ontwikkelpunten hoeft niet in de weg te staan aan de geschiktheid voor senior GGP. Echter, de Raad acht in het onderhavige geval van belang dat appellant al sinds 2007 werkzaam is als rechercheur A, zodat van hem het nodige verwacht kon worden. De in de beoordeling opgenomen opmerkingen onder A3, A5, B1, C2, C3, C1, C4, C5 en D5 gaan in hun samenhang bezien verder dan ontwikkelpunten die niet in de weg hoeven te staan aan de verwachte geschiktheid voor senior GGP.
4.5.
Gelet op wat is overwogen onder 4.4, is de conclusie dat appellant op de peildatum van 31 december 2012 niet voldeed aan alle voorwaarden voor bevordering naar de functie van senior GGP.
4.6.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal, met verbetering van gronden, worden bevestigd.
5. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb bestaat aanleiding de korpschef te veroordelen in de proceskosten van appellant, begroot op € 1.002,- voor kosten van rechtsbijstand in beroep en € 1.002,- voor kosten van rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 2.004,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.004,-;
- bepaalt dat de korpschef aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van € 418,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2018.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) C.A.E. Bon
md