ECLI:NL:CRVB:2018:4019

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
16/4429 AWBZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de terugvordering van persoonsgebonden budgetten voor de jaren 2013 en 2014 door het zorgkantoor

In deze zaak gaat het om de terugvordering van persoonsgebonden budgetten (pgb) door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. van appellant voor de jaren 2013 en 2014. Het zorgkantoor had het pgb voor 2013 lager vastgesteld dan het bij de verlening bepaalde bedrag en vorderde een bedrag van € 8.693,23 terug. Dit besluit werd gehandhaafd na bezwaar, waarbij de kosten die appellant had verantwoording niet als AWBZ-zorg werden erkend. Voor het jaar 2014 gold een vergelijkbare situatie, waarbij een bedrag van € 21.339,21 werd teruggevorderd. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond, en het oordeel van de rechtbank werd door de Centrale Raad van Beroep volledig onderschreven.

De Raad oordeelde dat appellant geen nadere stukken had aangeleverd ter verantwoording van de kosten en dat hij in de bezwaarprocedure niet had aangetoond dat de gemaakte kosten daadwerkelijk AWBZ-zorg betroffen. De Raad benadrukte dat het zorgkantoor niet verplicht was om kosten te accepteren die niet in overeenstemming waren met de toepasselijke regels, ook al zou appellant in het verleden andere ervaringen hebben gehad. De Raad concludeerde dat de terugvordering gerechtvaardigd was, aangezien appellant niet had aangetoond dat de kosten correct waren verantwoord.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd genomen op 12 december 2018, waarbij de griffier M.A.A. Traousis en de voorzitter J.P.A. Boersma de uitspraak ondertekenden.

Uitspraak

16.4429 AWBZ-PV, 17/4214 AWBZ-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van 26 mei 2016, 15/4204, en 4 mei 2017, 16/3687 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (zorgkantoor)
Datum uitspraak: 12 december 2018
Zitting heeft: J.P.A. Boersma
Griffier: M.A.A. Traousis
Ter zitting is verschenen: mr. S. Gezer, gemachtigde van het zorgkantoor.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1.1.
Het zorgkantoor heeft het persoonsgebonden budget (pgb) van appellant voor het jaar 2013 lager vastgesteld dan het bij de verlening bepaalde bedrag en als gevolg daarvan een bedrag van € 8.693,23 van appellant teruggevorderd. Na bezwaar is dit besluit gehandhaafd bij besluit van 14 september 2015 (bestreden besluit 1). Hieraan ligt ten grondslag de afwijzing van de door appellant in 2013 verantwoorde kosten voor begeleiding en persoonlijke verzorging, deels omdat deze geen AWBZ-zorg betreffen en deels omdat de kosten zijn gemaakt in 2012. Verder is een deel van het verleende budget in het geheel niet verantwoord en is niet aannemelijk gemaakt dat daarvoor wel AWBZ-zorg is ingekocht.
1.2.
Het zorgkantoor heeft, voor zover hier van belang, het pgb van appellant ook voor het jaar 2014 lager vastgesteld dan het bij de verlening bepaalde bedrag met verrekening van het verschil van € 21.339,21. Na bezwaar is dit besluit gehandhaafd bij besluit van 26 juli 2016 (bestreden besluit 2). Hieraan ligt ten grondslag de afwijzing van de door appellant in 2014 verantwoorde kosten voor begeleiding, deels omdat deze geen AWBZ-zorg betreffen en deels omdat de verantwoording niet deugdelijk is onderbouwd, dan wel niet aannemelijk is gemaakt dat AWBZ-zorg is ingekocht.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. Het oordeel van de rechtbank is in beide zaken juist. De overwegingen die zij aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd worden door de Raad volledig onderschreven. Het volgende wordt nog toegevoegd.
3.1.
Dat het zorgkantoor – volgens appellant – in het verleden bepaalde kosten heeft geaccepteerd en daarbij zou hebben gezegd dat de verantwoording in orde was, is niet komen vast te staan, maar die mededeling zou ook niet meebrengen dat deze kosten in strijd met de toepasselijke regels (nog steeds) zouden moeten worden geaccepteerd.
3.2.
Dat appellant meer kosten heeft gemaakt, maar dat hij aanvankelijk niet aan de verantwoording daarvan is toegekomen, is niet aannemelijk geworden, maar uit vaste rechtspraak van de Raad volgt bovendien dat hij stukken met betrekking tot die verantwoording nog had kunnen inbrengen in de bezwaarprocedure, waarin hij werd bijgestaan door een professioneel gemachtigde die hem daarop had kunnen wijzen. Voor het jaar 2014 is nog van belang dat appellant geen nadere stukken heeft aangeleverd als beschreven in het hogerberoepschrift.
3.3.
Het grote aantal brieven dat appellant stelt van het zorgkantoor te hebben ontvangen, en waardoor hem blijkbaar niet duidelijk is welke kosten hij (correct) had verantwoord en welke (nog) niet, brengt niet mee dat van terugvordering zou moeten worden afgezien. In twee brieven van 20 november 2014 met betrekking tot de verantwoording over 2013 is overigens precies vermeld van welke kosten de verantwoording niet is geaccepteerd en waarom dat zo is. Voor 2014 is dit vermeld in twee brieven van 13 augustus 2015. Als appellant deze (of andere) brieven van het zorgkantoor niet had begrepen, had het op zijn weg gelegen daarover aan het zorgkantoor of een rechtshulpverlener uitleg te vragen.
3.4.
Tot slot wordt toegevoegd dat het niet in de rede ligt om af te zien van terugvordering van een bedrag dat in het geheel niet is verantwoord en waarvan ook niet aannemelijk is geworden dat het geheel of gedeeltelijk is besteed aan AWBZ-zorg.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(get.) M.A.A. Traousis (get.) J.P.A. Boersma
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

RB