ECLI:NL:CRVB:2018:433

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
16/8092 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de AOW-partnertoeslag na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door de partner

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de beëindiging van de AOW-partnertoeslag van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De beëindiging vond plaats op het moment dat de partner van appellant de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, wat in dit geval op [datum in] 2015 was. De Svb had op 14 oktober 2015 besloten de toeslag te beëindigen, en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de beëindiging onterecht was, maar de Centrale Raad oordeelde dat de Svb zich aan de dwingendrechtelijke wettelijke bepalingen diende te houden. De Raad benadrukte dat er geen ruimte was voor de Svb om van het beleid af te wijken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad merkte op dat de Svb nog een besluit zal nemen over het recht op AOW-pensioen van de partner van appellant. De proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

16/8092 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
29 november 2016, 16/3266 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 15 februari 2018
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2018. Appellant is daarbij met kennisgeving niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. S.M.C. Rooijers.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 14 oktober 2015 heeft de Svb de aan appellant toegekende partnertoeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) met ingang van [datum in] 2015 beëindigd, omdat de partner van appellant op die datum de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
1.2.
Bij het bestreden besluit van 8 april 2016 is het bezwaar tegen het besluit van 14 oktober 2015 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank gemotiveerd bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven over de beëindiging van de toeslag per [datum in] 2015.
4.2.
Op grond van artikel 8, vierde lid, van de AOW dient onder het in de AOW en in de tot haar uitvoering genomen besluiten genoemde ouderdomspensioen mede te worden verstaan de toeslag, voor zover niet anders is bepaald.
4.3.
Artikel 17, eerste lid, van de AOW, voor zover hier van belang, bepaalt dat het
AOW-pensioen door de Svb wordt ingetrokken, wanneer degene, aan wie het is toegekend, ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde daarvoor niet of niet meer in aanmerking komt. Ingevolge het achtste lid kunnen ter uitvoering van dit artikel bij ministeriële regeling nadere voorschriften worden gegeven.
4.4.
In artikel 1 van de Regeling nadere regels inzake intrekking en herziening van het ouderdomspensioen is bepaald dat de intrekking van de aan de pensioengerechtigde toegekende toeslag plaatsvindt met ingang van de dag waarop de echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, heeft bereikt.
4.5.
Op grond van artikel 7a, eerste lid, onder d, van de AOW, is de pensioengerechtigde leeftijd in 2015 bepaald op 65 jaar en drie maanden.
4.6.
De partner van appellant, geboren op [geboortedag] 1950, is 65 jaar geworden op [geboortedag] 2015. Dat betekent dat de partner van appellant op [datum in] 2015 de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en dat de Svb terecht de toeslag per voornoemde datum heeft beëindigd. De wettelijke bepaling van artikel 7a van de AOW is dwingendrechtelijk van aard, hetgeen betekent dat de Svb geen mogelijkheid wordt geboden door toepassing van beleid daarvan af te wijken.
4.7.
Uit wat hiervoor onder 4.1 tot en met 4.6 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden.
5.1.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting wordt ten overvloede het volgende opgemerkt. De Svb zal ten aanzien van het recht op AOW-pensioen van de partner van appellant nog een besluit nemen. Verder zal de Svb, naar aanleiding van in deze procedure ontvangen informatie, opnieuw het recht van appellant op AOW-pensioen beoordelen en appellant daarover berichten.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van L. Boersma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2018.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) L. Boersma

RB

III.
DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. le maître T.L. de Vries en présence de le maître
L. Boersma en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 15 février 2018.