ECLI:NL:CRVB:2018:512
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot herziening toekenningsbesluit op basis van de Wet werk en bijstand
Op 20 februari 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een verzoek tot herziening van een toekenningsbesluit van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellanten, die bijstand ontvingen, hadden verzocht om herziening van een eerder besluit van 20 maart 2009, waarin hen bijstand was verleend met een korting van 15% vanwege inwonende kinderen met een eigen inkomen. Het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug had het herzieningsverzoek afgewezen, omdat appellanten geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden hadden aangevoerd.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten in hun hoger beroep niet konden aantonen dat er sprake was van nieuwe feiten die een herziening van het besluit rechtvaardigden. De Raad oordeelde dat de appellanten niet hadden voldaan aan de bewijslast om aan te tonen dat het besluit van 20 maart 2009 onzorgvuldig was genomen of dat het niet voldeed aan het gegarandeerd bestaansminimum. De verwijzing naar artikelen 13 en 14 van het Europees Sociaal Handvest (ESH) werd door de Raad niet als evident onredelijk beschouwd, aangezien de norm voor gehuwden toereikend werd geacht voor de noodzakelijke kosten van bestaan.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van griffier F. Dinleyici, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.