Uitspraak
17.4145 AOW
mr. S. Herder.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een bezwaar van appellante tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) dat haar AOW-pensioen per 1 februari 2016 is verlaagd omdat zij is gaan samenwonen. De Svb heeft het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij pas in augustus 2016 op de hoogte is gesteld van de wijziging in de informatievoorziening door de Svb, die andere pensioengerechtigden beter zou hebben geïnformeerd over de partnertoeslag.
De Raad heeft overwogen dat de bezwaartermijn op 26 januari 2016 is aangevangen en op 7 maart 2016 is geëindigd. Appellante heeft pas op 25 augustus 2016 bezwaar gemaakt, wat betekent dat de Svb terecht heeft vastgesteld dat het bezwaar niet tijdig is ingediend. De Raad heeft geen omstandigheden aangetroffen die de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar maken. De uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde, is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.