Uitspraak
17.3507 AKW
mr. S. Herder.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat hem en zijn ex-partner elk de helft van de kinderbijslag toekende. De appellant stelde dat de termijnoverschrijding voor het indienen van zijn beroepschrift niet verschoonbaar was, omdat hij niet tijdig de benodigde stukken had ontvangen van de Svb en hij door een griffier verkeerd was geïnformeerd. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet had aangetoond dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar was. De Raad benadrukte dat het aan de appellant was om feiten aan te tonen die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. De Raad concludeerde dat de appellant zijn beroep terecht niet-ontvankelijk was verklaard door de rechtbank, omdat hij niet tijdig had ingediend. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.