ECLI:NL:CRVB:2018:63
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand en de kwalificatie van stortingen als inkomen onder de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de herziening van bijstand aan betrokkene, die sinds 20 april 2009 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW). Appellant, het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, had betrokkene verzocht om bankafschriften, waaruit bleek dat er verschillende stortingen op zijn rekening waren gedaan. Appellant concludeerde dat deze stortingen als inkomen moesten worden aangemerkt, omdat betrokkene zijn inlichtingenverplichting had geschonden door deze niet te melden.
De rechtbank had in eerste aanleg geoordeeld dat de storting van € 1.000,- een gift was van de moeder van betrokkene en dat deze niet als inkomen moest worden aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat betrokkene niet voldoende had aangetoond dat de storting daadwerkelijk een gift was. De Raad stelde vast dat de herkomst van de storting onduidelijk was en dat deze kon worden aangewend voor levensonderhoud, waardoor deze als inkomen moest worden aangemerkt.
Daarnaast oordeelde de Raad dat de bijschrijvingen van € 100,- en € 150,-, die afkomstig waren van de moeder en oma van betrokkene, niet als verantwoorde giften konden worden aangemerkt, omdat betrokkene de bestemming van deze bedragen niet aannemelijk had gemaakt. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond, waarbij de herziening van de bijstand over de maanden december 2014 en maart 2015 onterecht was. De Raad droeg appellant op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van betrokkene met inachtneming van deze uitspraak.