ECLI:NL:CRVB:2018:667
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en herziening van bijstand op basis van onduidelijke herkomst van stortingen op bankrekening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving sinds 3 januari 2000 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een e-mail van een klantmanager is er een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellante. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante geen melding had gemaakt van contante stortingen op haar bankrekening, waarvan de herkomst onduidelijk was. Het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard heeft daarop de bijstand van appellante ingetrokken over een bepaalde periode en herzien over andere maanden, omdat de stortingen als middelen werden aangemerkt die het recht op bijstand beïnvloedden.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Raad oordeelde dat het college terecht de stortingen als middelen heeft aangemerkt. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om aannemelijk te maken dat de stortingen geen invloed hadden op haar recht op bijstand. Aangezien appellante niet in staat was om de herkomst van de stortingen te onderbouwen, werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd. De Raad concludeerde dat appellante redelijkerwijs op de hoogte had moeten zijn van de gevolgen van de stortingen voor haar bijstandsrecht.