ECLI:NL:CRVB:2018:778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht
Op 1 maart 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een appellante uit Marokko tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 februari 2017. De rechtbank had het hoger beroep van de appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. In het verzetschrift stelde de appellante dat zij het griffierecht binnen de gestelde termijn per aangetekende brief had betaald en verzocht zij de Raad om onderzoek te doen naar de ontvangst van deze betaling of om een nieuwe acceptgirokaart te sturen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellante in haar verzet geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die erop wezen dat zij niet in verzuim was geweest. De Raad had geen bewijs ontvangen van de aangetekende verzending van de betaling van het griffierecht. Het wettelijke stelsel biedt geen ruimte voor het verlenen van een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht. Daarom verklaarde de Raad het verzet ongegrond en was er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier N.L. Kuipers en werd openbaar uitgesproken.