ECLI:NL:CRVB:2018:783
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.T.H. Zimmerman
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van rechtmatig verblijf en bijstandsrecht in vreemdelingrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de rechtmatigheid van het verblijf van betrokkene, een Nigeriaanse vrouw, die sinds 1 december 2011 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. Haar verblijfsvergunning was op 15 april 2013 ingetrokken, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had haar na een bezwaarprocedure op 12 maart 2014 medegedeeld dat zij niet langer rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank had eerder geoordeeld dat betrokkene gedurende een vrijwillige vertrektermijn van 28 dagen gelijkgesteld moest worden met een Nederlander, maar de Centrale Raad van Beroep heeft dit oordeel verworpen. De Raad oordeelde dat het rechtmatig verblijf van betrokkene eindigde met de beslissing van de staatssecretaris, en dat de vrijwillige vertrektermijn niet betekende dat zij rechtmatig verblijf had. De Raad concludeerde dat betrokkene niet langer recht had op bijstand en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden, behalve wat betreft de proceskosten en het griffierecht. De Raad heeft de zaak in zijn geheel beoordeeld en het beroep ongegrond verklaard.