ECLI:NL:CRVB:2018:869
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing kostendelersnorm bij bijstandsverlaging door inwoning meerderjarigen
Op 20 maart 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de verlaging van de bijstand van appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De verlaging was het gevolg van de toepassing van de kostendelersnorm, omdat er twee meerderjarige personen op hetzelfde adres woonden. Appellant ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar vanaf 28 januari 2015 stond ook [naam A] ingeschreven op het uitkeringsadres. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam verlaagde de bijstand van appellant naar 50% van het wettelijk minimumloon, omdat er volgens hen sprake was van kostendelersnorm.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de kostendelersnorm ten onrechte is toegepast, omdat [naam A] slechts als postadres gebruik maakte van het uitkeringsadres en niet feitelijk daar woonde. Appellant heeft verklaard dat hij de hoofdbewonersverklaring heeft ondertekend om [naam A] een postadres te verschaffen en dat hij de gemeente hierover had geïnformeerd. De Raad oordeelde dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat [naam A] zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres, onderbouwd door inschrijvingen in de basisregistratie personen (BRP) en de hoofdbewonersverklaring. De Raad concludeerde dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen en dat het college terecht de kostendelersnorm heeft toegepast.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 20 maart 2018.