ECLI:NL:CRVB:2018:881
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buitenbehandelingstelling aanvraag bijzondere bijstand voor babyset
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand voor een babyuitzet buiten behandeling is gesteld. Appellante had op 14 oktober 2015 een aanvraag ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam verzocht haar om aanvullende gegevens, waaronder pro forma nota's van de gewenste artikelen. Ondanks herhaalde verzoeken heeft appellante de gevraagde gegevens niet aangeleverd binnen de gestelde termijnen. Het college heeft daarop de aanvraag buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het college haar aanvraag had moeten afwijzen in plaats van deze buiten behandeling te stellen, gezien haar schrijnende situatie. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellante niet de noodzakelijke gegevens heeft verstrekt. De Raad stelt vast dat de gevraagde gegevens specifiek betrekking hadden op de babyuitzet en dat appellante redelijkerwijs in staat was om deze gegevens binnen de gegeven termijnen te overleggen. De omstandigheden van appellante bieden geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.