ECLI:NL:CRVB:2019:1088
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing WIA-uitkering en beëindiging ziekengeld na 104 weken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellant, die eerder ziek was gemeld en een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen en het ziekengeld beëindigd na het bereiken van de maximale termijn van 104 weken. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard, waarbij het verzoek om uitstel van de behandeling op zitting niet werd gehonoreerd. De appellant stelde dat zijn recht op een eerlijk proces was geschaad door de afwijzing van dit verzoek.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet had toegelicht waarom het indienen van het verzoek om uitstel niet eerder mogelijk was. Er was geen sprake van een uitzonderlijke omstandigheid die de afwijzing van het verzoek om uitstel zou rechtvaardigen. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de bestreden besluiten zorgvuldig waren voorbereid en dat er geen aanknopingspunten waren om aan te nemen dat de ziekteperioden onjuist waren vastgesteld. De beëindiging van het ziekengeld na 104 weken werd als terecht beoordeeld, evenals de afwijzing van de WIA-aanvraag. De hoger beroepen van de appellant werden verworpen en de aangevallen uitspraken werden bevestigd.