ECLI:NL:CRVB:2019:1128
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling van bijstandsaanvraag wegens niet tijdig overleggen van gegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Schiedam tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had geoordeeld dat het college de aanvraag van betrokkene voor bijstand op grond van de Participatiewet ten onrechte buiten behandeling had gesteld. Betrokkene had zich op 7 september 2016 gemeld voor bijstand en had gezondheidsproblemen aangegeven, waaronder een hypofysetumor. Het college had verzocht om financiële gegevens, maar betrokkene had deze niet tijdig kunnen aanleveren vanwege zijn gezondheidssituatie. Het college stelde de aanvraag buiten behandeling op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In bezwaar voerde betrokkene aan dat hij had verzocht om per e-mail of sms te worden geïnformeerd over zijn aanvraag, maar het college had hier niet op gereageerd. De rechtbank oordeelde dat het college niet zorgvuldig had gehandeld door de aanvraag buiten behandeling te stellen zonder rekening te houden met de gezondheidsproblemen van betrokkene. Het college ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het college in redelijkheid niet van zijn bevoegdheid tot buiten behandelingstelling gebruik had kunnen maken, gezien de omstandigheden van de zaak.
De Raad concludeerde dat betrokkene niet kon worden verweten dat hij niet tijdig de gevraagde gegevens had overgelegd, en dat het college alsnog inhoudelijk op de aanvraag moest beslissen. De uitspraak werd gedaan door M. Schoneveld, met J.M.M. van Dalen als griffier, op 12 maart 2019.