ECLI:NL:CRVB:2019:1222
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op basis van onjuiste inlichtingen over woonadres
Op 19 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet had ingediend. De aanvraag was eerder afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem, omdat de appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting. De appellant had onjuiste informatie verstrekt over zijn woonadres, waardoor het college niet in staat was om het recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank Gelderland had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de relevante periode op het opgegeven adres woonde. De rechtbank had vastgesteld dat de appellant tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn woonadres en dat hij zijn kamer niet kon tonen tijdens een huisbezoek. Bovendien was de verklaring van de vermeende verhuurder niet geloofwaardig, en de rechtbank vond dat het college terecht had geconcludeerd dat de appellant onjuiste inlichtingen had verstrekt.
De gronden die de appellant in hoger beroep aanvoerde, waren een herhaling van eerdere argumenten die al door de rechtbank waren behandeld. De Centrale Raad van Beroep vond geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om bijstand door het college terecht was. De Raad wees ook een veroordeling in de proceskosten af, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal.