ECLI:NL:CRVB:2019:1258
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering na ziekmelding als taxichauffeur
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die als taxichauffeur werkzaam was en zich op 9 juli 2014 ziek meldde. Appellant diende op 23 maart 2016 een aanvraag in voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag op 19 mei 2016, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland oordeelde in een eerdere uitspraak dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en vernietigde het besluit van het Uwv, maar liet de rechtsgevolgen in stand.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de verzekeringsartsen niet adequaat hadden onderzocht of hij in staat was om een werkplek te bereiken, en dat zijn klachten niet goed waren geobjectiveerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had appellant gezien en psychisch onderzocht, en de informatie van Pro Persona was op een kenbare wijze betrokken bij de beoordeling. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de medische situatie van appellant hadden gemist.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de medische belastbaarheid van appellant correct was vastgesteld. De argumenten van appellant dat hij niet in staat was om zijn huis te verlaten, werden niet ondersteund door de beschikbare medische informatie. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant, en dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.