ECLI:NL:CRVB:2019:146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW- en WIA-uitkering wegens geschiktheid voor geduide functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland. Appellant, die zich ziek meldde met fibromyalgieklachten, had eerder een ZW-uitkering ontvangen, maar het Uwv concludeerde dat hij per 15 oktober 2012 niet meer arbeidsongeschikt was. Appellant meldde zich opnieuw ziek in 2014, maar het Uwv oordeelde dat hij geschikt was voor verschillende functies, waaronder die van parkeercontroleur. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond, en appellant ging in hoger beroep.
De Raad beoordeelt of het Uwv de medische beoordeling zorgvuldig heeft uitgevoerd. De Raad concludeert dat de artsen van het Uwv voldoende onderzoek hebben gedaan en dat de klachten van appellant niet leiden tot meer beperkingen dan eerder aangenomen. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat appellant per 20 mei 2015 in staat was om de geduide functies te vervullen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraken en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van griffier B. Dogan, op 16 januari 2019.