Uitspraak
16.7677 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
vergoeding van proceskosten en griffierecht;
vernietigde besluit van 25 november 2015;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een loonsanctie opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de werkgever van een werkneemster die sinds 2013 uitgevallen was door lichamelijke en psychische klachten. De werkneemster had vanaf 1 oktober 1992 bij de werkgever gewerkt, maar was op 24 juni 2013 uitgevallen. Het Uwv had in 2015 de loonsanctie opgelegd omdat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. De rechtbank Limburg had het beroep van de werkgever tegen deze beslissing gegrond verklaard, maar het Uwv ging in hoger beroep.
De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte slechts één van de twee verwijten aan de werkgever had beoordeeld. Het Uwv had zowel de inadequate begeleiding door de bedrijfsarts als het niet benutten van arbeidsmogelijkheden door de werkneemster als redenen voor de loonsanctie aangevoerd. De Raad concludeerde dat de opgelegde loonsanctie niet op een deugdelijke motivering berustte, omdat de werkgever redelijkerwijs had kunnen afzien van re-integratieactiviteiten op basis van de adviezen van de bedrijfsarts en arbeidsdeskundige. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, en herstelde de situatie zoals deze was vóór de loonsanctie.