ECLI:NL:CRVB:2019:1511
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering en medische grondslag
Op 2 mei 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die eerder een Ziektewet (ZW) uitkering ontving, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv dat zijn uitkering per 27 juni 2016 beëindigde. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep zijn standpunt handhaafde dat het medisch onderzoek door het Uwv onvolledig en onzorgvuldig was. Hij stelde dat zijn psychische klachten waren toegenomen en dat niet deugdelijk was gemotiveerd waarom hij geschikt werd geacht voor zijn eigen arbeid.
De Raad beoordeelde de zaak en concludeerde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De artsen hadden het dossier bestudeerd, appellant onderzocht en relevante informatie van de behandelend sector betrokken in hun beoordeling. De Raad oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de psychische toestand van appellant was verslechterd en dat de artsen van het Uwv de medische toestand op de datum in geding correct hadden ingeschat. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.