ECLI:NL:CRVB:2019:152
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van beroep in sociale zekerheidszaak en de gevolgen daarvan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die sinds 27 augustus 2012 een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), heeft op 9 april 2018 haar beroep digitaal ingetrokken. De rechtbank had eerder geoordeeld dat deze intrekking niet ongedaan kon worden gemaakt, wat leidde tot het hoger beroep van appellante. De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van het beroep door de gemachtigde van appellante, mr. N. Turkkol, per abuis was gedaan door een verkeerd dossiernummer aan te klikken. Echter, de Raad oordeelde dat er geen sprake was van omstandigheden die aan appellante niet toe te rekenen waren, waardoor de intrekking niet meer ongedaan kon worden gemaakt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin was geoordeeld dat de intrekking van het beroep definitief was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het indienen van proceshandelingen en de gevolgen van een intrekking van beroep in het bestuursrecht.