ECLI:NL:CRVB:2019:1623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de WGA loonaanvullingsuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die sinds 2010 arbeidsongeschikt is door rugklachten, ontving een WGA-loonaanvullingsuitkering. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2015 werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 48,94%, wat leidde tot een bestreden besluit. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen onvoldoende waren onderkend. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de functionele mogelijkheden correct waren vastgesteld.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met haar medische situatie. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek adequaat was en dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellante. De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigt de beslissing van de rechtbank.