ECLI:NL:CRVB:2019:1651
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet gemelde gokactiviteiten en contant geld
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die bijstand ontving naar de norm voor een alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade heeft de bijstand van de appellant beëindigd en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat de appellant gokactiviteiten heeft verricht en niet heeft gemeld dat hij beschikte over een bedrag van € 6.000,- aan contanten. De rechtbank Limburg heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het verkrijgen van inkomsten uit gokactiviteiten een belangrijke omstandigheid is voor de verlening van bijstand. De appellant had redelijkerwijs moeten begrijpen dat hij deze inkomsten bij het college had moeten melden. Het feit dat de appellant met gokken meer geld heeft verloren dan gewonnen, doet hier niet aan af. Ook het niet melden van het contante bedrag van € 6.000,- is een schending van de inlichtingenverplichting, wat van belang is voor de bijstandsverlening.
De appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij recht had op volledige of aanvullende bijstand, ondanks de schending van de inlichtingenverplichting. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de kosten heeft teruggevorderd. Het hoger beroep van de appellant slaagt niet en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.