Uitspraak
18.612 PW-PV
BESLISSING
.Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de intrekking van bijstandsverlening aan appellante werd behandeld. Appellante ontving sinds 1 maart 2016 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft op 30 maart 2017, na bezwaar, de bijstand met ingang van 19 oktober 2016 ingetrokken. Dit gebeurde op de grond dat appellante en haar echtgenoot, [naam echtgenoot X], in de te beoordelen periode niet duurzaam gescheiden leefden. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 7 mei 2019 geoordeeld dat appellante en haar echtgenoot in de relevante periode niet duurzaam gescheiden leefden. De Raad benadrukt dat voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de bijstandsverlening niet de vraag of er een gezamenlijke huishouding is gevoerd, maar of de echtelijke samenleving duurzaam is verbroken, bepalend is. De Raad concludeert dat de feitelijke omstandigheden, zoals het frequente contact tussen appellante en haar echtgenoot en de aanwezigheid van zijn auto bij haar woning, erop wijzen dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven.
De Raad oordeelt verder dat er geen rechtsongelijkheid bestaat tussen echtgenoten en ongehuwden, en dat de wetgever de beoordelingsvrijheid niet heeft overschreden. De onderzoeksbevindingen van de sociale recherche bieden voldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat appellante en haar echtgenoot niet duurzaam gescheiden leefden. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en stelt dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor zij niet als zelfstandig subject van bijstand kan worden aangemerkt. Het hoger beroep van appellante slaagt niet en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.