ECLI:NL:CRVB:2019:166
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na niet voltooide wachttijd en medisch onderzoek
Op 18 januari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van het niet voltooien van de wettelijk voorgeschreven wachttijd van 104 weken. De appellant had op 1 juli 2014 een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar het Uwv stelde deze aanvraag buiten behandeling omdat de appellant niet de benodigde informatie had overgelegd. Na een nieuw besluit van het Uwv op 21 januari 2016, waarin werd vastgesteld dat de appellant geen recht had op een WIA-uitkering, heeft de rechtbank het beroep van de appellant ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij ten onrechte is afgewezen, omdat hij door ziekte niet in staat was om te werken. De Raad heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de appellant gedurende een onafgebroken periode van 104 weken arbeidsongeschikt was. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat het door de verzekeringsarts verrichte onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.