ECLI:NL:CRVB:2019:1685

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
17/651 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inhouding bestuursrechtelijke premie op AOW-pensioen en toetsing aan sociaal minimum

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die haar beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond had verklaard. De Svb had op 6 juli 2015 aan appellante meegedeeld dat er op verzoek van het Zorginstituut Nederland (nu CAK) een bedrag van € 152,53 aan bestuursrechtelijke premie zou worden ingehouden op haar AOW-pensioen, met ingang van augustus 2015. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat de Svb bij de inhouding van de premie ten onrechte geen rekening had gehouden met de voor haar geldende beslagvrije voet, waardoor zij te weinig AOW-pensioen per maand ontving.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat op grond van artikel 18f, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet (ZVW) de Svb verplicht is om de bestuursrechtelijke premie in opdracht van CAK in te houden op het AOW-pensioen van appellante. De Raad stelde vast dat uitsluitend CAK bevoegd is om de hoogte van het in te houden bedrag vast te stellen en dat de ZVW de Svb niet verplicht om te toetsen of na de inhouding een bedrag resteert dat gelijk is aan het toepasselijke sociaal minimum. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd werd.

De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier M.A.A. Traousis, en werd openbaar uitgesproken op 17 mei 2019. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.651 AOW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
12 januari 2017, 15/7722 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 17 mei 2019
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2019. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante ontvangt een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Bij besluit van 6 juli 2015 heeft de Svb aan appellante meegedeeld dat op verzoek van het Zorginstituut Nederland (nu CAK) met ingang van augustus 2015 een bedrag van € 152,53 aan bestuursrechtelijke premie wordt ingehouden op haar AOW-pensioen.
1.2.
Bij beslissing op bezwaar van 11 november 2015 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 6 juli 2015 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat de Svb bij de inhouding van de bestuursrechtelijke premie op haar AOW-pensioen ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de voor haar geldende beslagvrije voet. Daardoor ontvangt zij te weinig AOW-pensioen per maand.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 18f, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet (ZVW) is de Svb gehouden om de bestuursrechtelijke premie in opdracht van CAK geheel of voor een door CAK te bepalen gedeelte in te houden op het AOW-pensioen van appellante. Hieruit kan worden afgeleid dat uitsluitend CAK bevoegd is de hoogte van het in te houden bedrag vast te stellen. De ZVW legt de Svb niet de verplichting op om te toetsen of na de inhouding tenminste een bedrag resteert gelijk aan het toepasselijke sociaal minimum.
4.2.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2019.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) M.A.A. Traousis
md