ECLI:NL:CRVB:2019:1689
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens gebrek aan toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als chauffeur werkzaam was, had een WIA-uitkering aangevraagd na een verslechtering van zijn gezondheidssituatie. Het Uwv had eerder zijn aanvraag afgewezen, omdat er geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak binnen de gestelde termijn van vijf jaar. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de argumenten van de appellant beoordeeld, waaronder het advies van een onafhankelijke arts en medische informatie van zijn behandelaars. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat er geen toegenomen beperkingen zijn die voortvloeien uit dezelfde ziekteoorzaak als bedoeld in artikel 55 van de Wet WIA. De Raad volgt de overwegingen van de rechtbank en voegt hieraan toe dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle relevante informatie heeft beoordeeld en overtuigend heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen in de relevante periode.
De uitspraak bevestigt dat de eerdere beslissing van de rechtbank juist was en dat de appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden van toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen de gestelde termijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.